Thijs Homan (1) heeft een interessant gedachtegoed ontwikkeld waarbij dit betekenis geven aan een verandering centraal staat. Hij noemt dat de ‘binnenkant van organisatieveranderingen’. Dit zet hij af tegen ‘de buitenkant van organisatieveranderingen’ wat hij omschrijft als alles wat er richting een groep mensen wordt ondernomen om hen te veranderen. Het gaat dan dus om alle veranderbijeenkomsten, impulsen via intranet, ‘roadshows’ etc. die in dit kader worden ingezet. De kern van Homans boodschap is dat echte verandering niet tot stand komt door het uitsluitend inzetten van bovengenoemde veranderinitiatieven. Je zult als veranderaar de betekenis die mensen aan de verandering geven, moeten beïnvloeden. En dat is lastig, want dit betekenis geven verloopt niet volgens een strak geordend proces…
Wat er in de praktijk vaak gebeurt, is dat er in zogenaamde ‘veranderbijeenkomsten’ (zoals in de case) nog voorzichtig en verkennend wordt gesproken over de gewenste verandering. Het echte gesprek vindt pas na de bijeenkomst plaats. Dan ontstaat er een proces waarin subgroepjes van vertrouwelingen met elkaar betekenis geven aan de verandering. Daarbij heeft elk subgroepje zo zijn eigen kijk op de werkelijkheid. En ontstaan er dus (vaak al binnen een afdeling) verschillen in de manier waarop men tegen een verandering aankijkt. Variërend van: ‘wat een onzin allemaal weer, het zal toch wel niets opleveren’ tot ‘eindelijk wordt er iets ondernomen, hier moeten we allemaal onze schouders onder zetten’. Dit alles voltrekt zich als een zelforganiserend (chaotisch) proces. De kunst is om als veranderaar richting te geven aan dit proces. Je wilt dit proces van betekenis geven beïnvloeden of zoals Homan het verwoordt: ‘het toeval organiseren’.
Thijs Homan benoemt in zijn boek Organisatiedynamica vier verschillende aanvliegroutes voor verandermanagement. Hij gelooft niet in een stoere foie gras verandermanagement stijl (door de strot duwen) met kreten als: ‘Aansturen, tussen de oren krijgen, boodschap neerleggen, motiveren van mensen, we gaan het communiceren, afspraken maken aan de voorkant en uitrollen.’ In zijn boek legt hij het principe van veranderen uit en ook waarom foie gras management in deze situaties niet werkt.
Hij gebruikt hierbij twee dimensies voor het karakteriseren van veranderactiviteiten:
De betekenisgeving van de mensen zelf vormt de motor van de feitelijke verandering (dus niet de geplande verandering). Een verandering in de percepties van de organisationele werkelijkheid is nodig om concrete veranderingen te laten plaatsvinden. Hoe men tegen de werkelijkheid aankijkt is het resultaat van een sociaal interactieproces, waarbij spontaan gevormde groepjes mensen tot overeenstemming komen over wat er aan de hand is (the real and the good). Wanneer je een organisatie beschouwt als een verzameling van los-vaste ‘betekeniseilandjes’ (informele groepen waarmee men zich identificeert en waarvan de leden gezamenlijk en continu hun werkelijkheid construeren) is er niet één uniforme overkoepelende organisatiewerkelijkheid, maar zijn er juist veel verschillende lokale werkelijkheden. De manier waarop men binnen het ‘eigen’ betekeniseilandje aankijkt tegen de werkelijkheid bepaalt wat men doet. ‘Doordat sommige leden van dergelijke eilandjes ergens mee gaan experimenteren, een idee oppikken van buiten de organisatie, of door wat dan ook, kan het gebeuren dat er binnen bepaalde eilandjes nieuwe visies ontstaan op het werk, de klant of de organisatie. Wanneer zo’n visie overgenomen wordt door de andere leden van de groep kan dit bijvoorbeeld ertoe leiden dat men het werkproces op onderdelen anders gaat inrichten of dat men zich anders opstelt tegenover bepaalde klanten. Verandering ontstaat dus lokaal.’ Spontaan-monovocaal: de lokale betekeniseilandjes bevinden zich niet in een vacuüm, maar kunnen elkaar raken, zodat kansen ontstaan voor het ontwikkelen van nieuwe betekenissen. Uit spontane interactie tussen betekeniseilandjes kunnen nieuwe dwarsverbanden ontstaan en daaraan gerelateerde betekenisconstructies. Op organisatieniveau kan dit betekenen dat op sommige punten ‘collectieve’ betekenissen aan de oppervlakte komen drijven die afkomstig zijn van een relatief beperkte groep betekeniseilandjes. Op deze manier kunnen uit een verzameling van ‘losse’ lokale betekenissen spontaan betekenisclusters groeien, waarbij de polyvocaliteit ‘verdicht’ tot een zekere mate van monovocaliteit.
Bron: Organisatiedynamica, Theorie en praktijk van organisatieverandering
Viperty B.V.
Meidoornkade 22
3992 AE Houten
E info@viperty.com
W www.viperty.com
Viperty is een gelijkwaardige sparringpartner voor het (groot)-MKB. Wij hebben een sterke focus op (maak)Industrie, Groothandel, Agri en Retail. Andere branches gaan wij natuurlijk ook niet uit de weg.
Get ViperizedIn de Viperty Nieuwsbrief geven we informatie en trends over wat er in de markt speelt. Meld je nu aan en blijf op de hoogte van deze ontwikkelingen.
Aanmelden